e m kraak schreef op woensdag 20 mei 2015, 0:03:
> Piet schreef op dinsdag 19 mei 2015, 19:40:
> 
> Nou doe je net alsof ik in antieke hoefsmidboeken ben blijven steken 

> van alles individueel anders aan zijn.
 > Maar is dat echt aldoor zo, die hoef om dat teenkootje, is dat een
 > vaststaand ideaalplaatje? Ik weet het niet maar verdenk er wel een
 > spanningsveld in.
Ik wil het  niet eens  hebben  over een voorvoet begint bij de knie enz. Een voet  is een voet. Het scharnierpunt zit in de bovenkant/midden ervan. 
Als  je een voet  uit elkaar sloopt dan zie je exact waar de 'vaste  punten' zitten  in de  hoef. 
Je  kunt zien tot waar de steunsels groeien, tot waar de straal groeit, waar de  interne hielen zitten en waar  het  hoefbeen eindigt en begint.  
Als er  geen vreselijke vervormingen  in de voet opgetreden zijn, zijn de verhoudingen hetzelfde. Zó hetzelfde dat je daar berekeningen vanaf de buitenkant  op los kunt laten.
Als  je  naar  hielen  kijkt dan weet je, daar  van  uitgaande, waar de  interne hielen zitten. ( in de  praktijk zal dat zijn waar de  hiel en straal samen komen.)Als  je weet  dat een hoefbeen vanaf de teen  tot aan de tak  in een voorvoet dezelfde lengte heeft als de breedte. 
Als je de dikte van de laminaire laag erbij telt  dan zie  je dat een voorvoet rond  moet zijn. Want de breedte van  het hoefbeen (= witte  lijn) en dat  moet dus  ook gelden voor de witte  lijn  in de  lengte als  je uitgaat van waar de  interne  hielen  beginnen. 
Als  je dan de  dikte  van de  hoefwand  erbij telt, zie  je dan de  lengte die de  voet  zou  moeten hebben als  de  voet  geen flares heeft of  ondergeschoven  hielen en een  naar voren getrokken  teen, dus als alles perfect aangesloten zit. Dus gezond  is. 
Hetzelfde geldt  voor de  lengte van de steunsels. 
De vaste verhouding  is vanaf de interne  hiel gezien- je  kunt dat  de  basislijn  noemen-  1/3 van de  lengte van  de zool. Je kunt perfect zien waar de  steunselgroei stopt. Dat kun  je dus aangeven  op de zool.
Als er  meer steunsel voor- richting straal- zit  heeft dat geen  onderbouwing in de  interne voet en  is dus te  lang/ overbodig en nadelig  voor de  diktegroei  van de zool, als  het teveel aan steunsel er over groeit. 
Ook weet  je waar de straal begint. Dat  is altijd op 2/3 van de inwendige zool. Eigenlijk bij het begin van waar de  holling  van het hoefbeen plaats  biedt aan  de diepe buigpees en dat  is waar  je de  straalpunt  ook  kunt  plaatsen op de  buitenkant zool, nogmaals  omdat verhoudingen vast  liggen.  
Zodra  je  dus  een afwijking vindt  van de  inwendige verhouding bij de hielen, de steunsels, straal  of de teen  op deze gevonden  maten, kun je er van uit gaan dat de voet  niet klopt. Dat  hij scheef, te  lang, te  hoog, geflared is  in de teen  of kwartieren. Zelfs  bij een bevangen voet kloppen deze gegevens,  omdat  het hoefbeen  niet kantelt, maar de hoefwand weggedrukt wordt. Heel aardig te checken  bij een zoolperforatie 
 Omdat we verder  nog steeds  uitgaan van de zool als  referentiepunt zal de  hoefwand automatisch de  juiste  lengte  hebben, staat het hoefbeen.  ook in de breedte, zo vlak  mogelijk en  heeft het paard het best  mogelijke  omhulsel voor de interne structuren van de voet gekregen. 
Misschien meer een  uitleg  a la  Pietz'ngras  dan Pythagoras, maar hee! Normaal doe  ik er  een  hele cursusdag  over 

Piet
Elke dag één keer  de rasp heen en weer halen 
is óók bekappen