Ik heb wel eens gelezen dat in de eerste anderhalf jaar van het veulenleven de wintervacht wordt aangemaakt. Afhankelijk van de temperatuur, wind en vocht wordt daar de basis gelegd voor de vacht die het paard de rest van zijn leven zal houden. Maakt het veulen in zijn eerste winter bittere kou en snijdende wind mee, dan zal zijn vacht dichter en langer behaard worden.
In het geval van mijn paarden klopt het tenminste: Buck die in de Pyreneeën is geboren en opgegroeid, wordt 's winters een beertje en staat ook vol in de oostenwind de straat af te turen, ook slaapt hij buiten op de bevroren grond, liever dan in de stal. Hij hoeft geen
krachtvoer, want hij is gevoelig voor bevangenheid en bovendien wordt hij dik hij van niks.
Cadiz, die de eerste 6 jaar van zijn leven in het bloedhete Andalusië heeft doorgebracht, blijft al bij 15 graden saggerijnig en bibberend urenlang tegen de stalmuur geplakt staan. Zijn vacht blijft 's winters kort, ook moet er aardig wat
krachtvoer in om hem op gewicht te houden. Ik geef hem 's winters een deken omdat hij van mij geen kou hoeft te lijden en ik vind het te kort door de bocht om zo'n mediterraan typje enkele winters lang proberen 'af te harden'. Het past gewoon niet bij dit paard, dan had hij als jaarling moeten komen. Hij heeft niet voor zo'n koud nat land gekozen. Met deken klaart hij zienderogen op en banjert hij door de hele paddock.